lief, lief kind van me

Lief, lief kind van me,

Er is zoveel wat ik zou willen kunnen vertellen over de dag dat jij geboren werd.
Ik zou je willen vertellen dat je geboren werd op een mooie zonnige dag in mei. Dat ik 40 weken zwanger was en het een beetje zat begon te worden. Dat je vader en ik blij waren en uitkeken naar ons leven met jou. Dat de verloskundige je op ‘een dikke drie kilo!’ had geschat en we benieuwd waren hoe zwaar je nou echt zou zijn. Dat je eerste pakje al klaar lag in een wiegje naast het bed. Dat we ons fototoestel bij ons hadden. Dat ik uitkeek naar de telefoontjes naar jouw opa’s en oma’s waarin ik blij zou vertellen dat jij geboren was. Dat je geboren werd na een makkelijke bevalling. Dat ik je zelf aanpakte toen je geboren werd. Dat de kamer schemerig was. Dat je Apgarscore perfect was. Dat je meteen heel krachtig huilde. Dat je vader en ik gefeliciteerd werden door de verloskundige. Dat je op m’n borst gelegd werd en we een uur zo bleven liggen. Dat we beschuit met muisjes aten. Dat je vader en ik je samen in bad deden. Dat je daarna weer bij me kwam liggen in het pakje wat we voor je uitgezocht hadden. Dat je zo heerlijk rook. Hoe mooi je ogen waren. Dat we je tien vingers en tien tenen telden met de verloskundige. Dat je vader en ik samen naar onze ouders belden en ze vertelden over jou. Dat we ze je naam vertelden. Dat je oma’s huilden van blijdschap. Dat ik na een paar uur naar huis mocht. Dat je vader en ik eigenlijk geen idee hadden hoe we je in een Maxi-Cosi moesten doen. Dat ik, onder protest, in een rolstoel gezet werd door de verpleging. Dat ik de Maxi-Cosi met jou erin op schoot kreeg. Dat we met z’n drieën naar huis gingen. Dat allemaal zou ik je zo graag willen vertellen.

Er is zoveel wat ik je niet wil vertellen over de dag dat jij geboren werd.
Over hoe het echt ging. Dat het februari was. Dat er sneeuw lag. Dat ik nog maar 26 weken zwanger was. Dat er met het bed met mij erop gerend werd door de gangen naar de operatiekamer voor een keizersnede. Dat je vader en ik doodsbang waren. Dat we geen idee hadden of we een leven mét jou zouden hebben. Dat we niet wisten of je meteen dood zou gaan, na een paar uur, een paar dagen of heel misschien wel zou blijven leven. Dat je op 550 gram geschat werd. Dat ons fototoestel nog in de kofferbak van de auto lag. Dat ik de hand van je vader letterlijk blauw geknepen heb. Dat ik mijn voeten kon bewegen ondanks de ruggenprik. Dat de gynaecoloog zei: “Opschieten. Die baby moet er NU uit’. Dat ik je niet kon zien toen je geboren werd. Dat ik je niet kon aanraken. Dat ik je niet kon ruiken. Dat je meteen met een team artsen meeging. Dat je in een boterhamzakje lag om warm te blijven. Dat je langs me gereden werd. Dat ik je niet kon zien doordat de hand van degene die de handmatige beademing deed je bedekte. Dat je vader na 10 minuten naar je toe mocht. Dat je 450 gram woog. Dat ik gehecht werd en geen idee had of je leefde of dood was. Dat je vader verdwaalde in het ziekenhuis toen hij terug naar mij wilde om te vertellen hoe het met je ging. Dat ik je na 5 uur pas voor het eerst zag. Dat ik je pas mocht aanraken nadat ik mijn handen gedesinfecteerd had. Dat je oma’s en opa’s moesten huilen. Dat we een van je oma’s nog een keer moesten bellen omdat we je naam nog niet verteld hadden. Dat ik op de kamer voor ‘moeders zonder kind’ gelegd werd. Dat er zoveel slangen en draadjes aan en in je zaten dat ik je ook toen eigenlijk nog niet eens kon zien. Dat het 8 dagen duurde voor ik je voor het eerst kon kussen en vasthouden. Dat we 116 dagen lang zonder jou naar huis reden.

Er is ook heel veel wat ik je wel wil vertellen over de dag dat je geboren werd.
Ik was 26 weken en 4 dagen zwanger. Het was een prachtige dag in februari, er lag zelfs sneeuw. Je vader zag er heel grappig uit in z’n groene scrubs. Ik kneep de hand van je vader blauw en hij de mijne. Jij werd geboren en je mieuwde als een kitten; een prachtig geluid. Je vader ging staan en kon je zien. Hij vertelde me dat je ‘best roze’ was en heel mooi. De gynaecoloog vroeg hoe je heette en je vader en ik zeiden tegelijk je naam. Je Apgarscore was 5/8/8 en ik was belachelijk trots op die score. Je werd meteen meegenomen door de neonatologen en na tien minuten ging je vader met je mee. De mensen op de OK waren heel lief voor mij. Ze vertelden hoe sterk je was. De gynaecoloog in opleiding vertelde dat ze nog nooit zo’n klein kindje had horen huilen. Je mocht naar de NICU en je vader ging met je mee. Je vader maakte op de NICU met zijn telefoon een foto van je en verdwaalde toen hij naar de recovery kwam om de foto aan mij te laten zien.

Toen ik je voor het eerst zag vertelde ik je hoeveel je vader en ik van je hielden. Ik zag hoe sterk en mooi je was. Ik zag dat je luier van je knieholtes tot je schouders kwamen en dat het mutsje wat je ophad te groot was. We belden je opa’s en oma’s. De verpleegkundigen op de afdeling printten met hulp van je vader een foto voor op mijn nachtkastje. Je vader bleef nog even bij mij en heeft daarna (volgens de verpleging) nog uren bij jou gezeten en zelfs zachtjes voor je gezongen.

Die dag, de eerste dag van jouw leven op aarde, leerde jij je vader en mij wat kracht is, wat liefde is. 116 dagen lang gingen je vader en ik naar huis zonder jou maar op de 117e dag gingen we naar huis mét jou.

 

There is no foot so small that it cannot leave an imprint on this world.

  Marieke     30-11-2015 10:29     Reacties ( 1 )
Reacties (1)
 U. Hopman -  25-12-2015

Tranen in mijn ogen.... Ons zoontje is met 27 weken en 3 dagen geboren en ligt nu op de NICU. Dat verscheurd worden door emoties is zo herkenbaar. Twee verschillende verhalen: van hoe we het zo graag nog een laatste keer hadden gewild en hoe het uiteindelijk is gegaan. Trots en blij, maar ook bang en onzeker. Hij is nu 30 weken en 1 dag. Iedere dag is er weer een en maakt ons nog blijer en trotser en iets minder bang en onzeker. Maar we kunnen niet wachten op het moment, de dag dat hij met ons mee naar huis mag.